Roel Reijntjes-lezing met Henk Nijkeuter, Erik Harteveld en Ans Klok in Ruinen

Roel Reijntjes-lezingAls onderdeel van de Underweg-reeks, een Drentse literaire wandelserie, verzorgen Henk Nijkeuter, Ans klok en Erik Harteveld op zondag 19 maart een lezing over Roel Reijntjes (1923 – 2003).

De in Beilen geboren Reijntjes geldt als een van de meest productieve Drentstalige dichters van de vorige eeuw. In 1977 werd hij onderscheiden met de Culturele Prijs van Drenthe. In 2010 bezorgde Nijkeuter de verzamelde gedichten van Reijntjes, het lijvige Ik heb nooit echt het vol geluk verwacht.

Het programma begint om 14.00 uur in restaurant Luning aan de Brink in Ruinen en omvat naast een kleine rondleiding door het dorp ook een uiteenzetting van Gerrit Boer en Henk Berghuis over hun Underweg-project. Kaarten zijn á €7,50 verkrijgbaar via deze link.

In een moeite door ook maar meteen de volgende Underweg-lezing aangekondigd: over Egbert Hovenkamp II op 21 mei in Eext met Egbert Hovenkamp II zelf en Bert Hadders erbij.


Zes arthousefilms op tweedaags Filmfestival Veenhuizen

Picciridda van regisseur Paolo Licata
Nog meer film, dit keer in Veenhuizen, waar op 17 en 18 maart een tweedaags filmfestival wordt gehouden. Er worden zes films getoond op verschillende locaties. Centrale thema is Toewijding.

Op 17 maart draaien Picciridda van regisseur Paolo Licata, Mal de Pierres van regisseur Nicole Garcia en Woman at war van regisseur Benedikt Erlingsson. Op 18 maart draaien Le sorelle van regisseur Emma Dante, Le grand bain van regisseur Gilles Lellouche en Chiara van regisseur Jonas Carpignano.

Dit jaar is het Gevangenismuseum de hoofdlocatie waar op twee plekken films zijn te zien: het oude cellengebouw en de Generaal van den Bosch-zaal. Derde locatie is Koffielust, op wandelafstand van het museum.


Verwacht van de Boer Burger Beweging in Drenthe geen cultuuromslag

Peiling PS Drenthe 2023
Als de prognoses uitkomen, wordt de Boer Burger Beweging na woensdag de grootste politieke partij in de provinciale staten van Drenthe. Volgens een peiling van Dagblad van het Noorden verzamelt BBB 29 procent van de stemmen. Volgens een peiling van RTV Drenthe geeft dat recht op negen zetels.

Wat dit kan betekenen voor het provinciaal cultuurbeleid is te lezen in het verkiezingsprogramma waarin opvallend vaak de woorden gezond en authentiek opduiken, maar niets staat wat bij andere partijen ontbreekt. Ik citeer:

“De provincie heeft een rijke cultuurhistorie met vele tastbare overblijfselen uit de geschiedenis, zoals hunebedden, grafheuvels, kerken en ruïnes. Er zijn vele musea met oude kunststukken en moderne kunst. Oude veengebieden, statige bossen en natuurgebieden met cultureel erfgoed.

BBB Drenthe wil een partner zijn voor kunst en cultuur. Kunst en cultuur zijn een onderdeel van het educatieve systeem van de provincie. Zowel cultuureducatie als cultuurparticipatie zijn onderdelen die de BBB Drenthe van harte ondersteunt.”

In het programma worden de volgende standpunten ingenomen:

  1. Een gezonde diversiteit aan theater, jeugdprogramma’s en voorstellingen zijn een belangrijke pijler voor BBB Drenthe. Poppodia zijn belangrijk voor de ontwikkeling van de jeugd. Muziekscholen behoren voor eenieder toegankelijk te zijn.
  2. Kunst en cultuur toegankelijk maken voor iedereen.
  3. Als BBB Drenthe zijn we voor het behoud van schaapskooien.
  4. Drenthe heeft een aantal belangrijke musea. Het is van groot belang dat de musea onderdeel zijn van de educatieve doeleinden van het onderwijs.
  5. Bibliotheken in (kleine)dorpen moeten behouden blijven. Bibliotheken moeten doorontwikkelen in aanbod en (meer) digitaal aanbieden zodat kleine dorpen gebruik kunnen blijven maken van de diensten.
  6. Educatieve programma’s die de kunst en cultuur vertegenwoordigen zijn van groot belang om de authentieke cultuur van Drenthe te behouden.
  7. De Drentse taal is een onderdeel van de authentieke cultuur van Drenthe.

De toekomst van de Drentse taal is oraal, net as vrogger, voorspelt Jan Veenstra

8 Jan Veenstra en Joep vR
Tijdens mijn interview met Jan Veenstra in De Literaire Hemel, afgelopen vrijdag in Amen, twee dagen voor de presentatie van zijn nieuwe roman De vaalrode vlieger, ging het onder meer over de toekomst van de Drentse taal.

Een paar dagen eerder had ik iets geschreven over het Drents letterkundig tiedschrift Roet, waar naar Drentse begrippen veel op was gereageerd. Zo had Veenstra via Facebook ietwat mismoedig opgemerkt dat ‘zowat elke discussie over het Dreints uitlöp in een dispuut over spelling’. Wat bedoelde hij daarmee, wilde ik weten.

“Het is een beetje een tranendal”, vertelde Veenstra. “Want hoe je het draait of keert, het Drents is bezig met zijn laatste tijd. Dat kan bijna niet anders. Daarmee wil ik het niet meteen terzijde schuiven, ik ben 71 jaar, het zal mijn tijd nog wel duren. Ik blijf het ook rustig gebruiken. Ik schrijf erin, maar uitsluitend theater- en liedteksten, alleen dat wat via orale overdracht naar buiten kan. Ik geloof niet dat je romans in het Drents moet schrijven.”

De vaalrode vlieger is een Nederlandstalige roman met sporen van de Drentse taal. Eindredacteur Roos Custers, zo vertelde uitgever Anton Scheepstra mij, stuitte tijdens haar werk regelmatig op zinnen die haar on-Nederlands voorkwamen, maar die ze toch heeft laten staan omdat ze in de roman functioneel zijn. Ze laten zien hoezeer de hoofdpersoon vergroeid is met het fictieve Drentse dorp Oldenhorst, dat de hoofdpersoon in De vaalrode vlieger nooit heeft kunnen verlaten.

“Ik wil het mijn lezers niet aandoen om een roman in het Drents te lezen. Ik weet dat veel mensen het moeilijk vinden om dat woordbeeld tot zich te nemen", vervolgde Veenstra. “Drents is nooit een taal geweest die men heeft leren lezen. Waarom zou dat nu wel moeten? Iedereen die dat wil: prima. Ik doe het niet.”

Ik wierp tegen dat Veenstra het Drents zou kunnen helpen door wel een roman in het Drents te schrijven. “Ik weet het niet”, reageerde hij. “Op een uitzondering na is Drents nooit geschreven en gelezen geweest. Als we het Drents blijven gebruiken in de orale omgang… De liedjes die Daniël Lohues heeft gemaakt, zijn vele malen belangrijker voor het Drents dan de romans die in het Drents zijn geschreven.”

Veenstra chargeerde een beetje, maar bekende dat zijn Drentstalige boeken zijn geschreven voor familie en kennissen. “Als ik hoor dat mensen het te moeilijk vinden om te lezen, dan doe ik die moeite liever niet meer. Dan probeer ik liever het bestaan van het Drents zo lang mogelijk te rekken door theaterstukken met de Drentse taal te maken.”

Na het gesprek stapte Marchien Brons van Stichting Taalpodium Emmen naar voren met een uitnodiging om 25 maart bij Facet in Emmen een symposium bij te wonen over de toekomst van de streektaal. Ik citeer bij deze gelegenheid uit een tekst gepubliceerd door Facet, in het Nederlands: 

‘De meningen over de toekomst van de streektaal lopen sterk uiteen. De ene deskundige vreest dat het er slecht mee zal aflopen, de ander ziet het juist zonnig in.

In het symposium, onder voorzitterschap van burgemeester Eric van Oosterhout, geven deskundigen die dagelijks met streektaal te maken hebben hun mening. Sprekers Mirjam Günther (lector Meertaligheid & Geletterdheid NHL Stenden Hogeschool), Renate Snoeijing (directeur Huus van de Taol) en Arjen Versloot (hoogleraar Germaanse taalkunde Universiteit van Amsterdam) laten hun licht over de toekomst van de streektaal schijnen. Martijje, Drents zangeres, songwriter, schrijfster en producent, verzorgt de muzikale omlijsting.

Deelname is gratis, maar opgave is verplicht.’


Is de regionale identiteit in Drenthe de afgelopen vier jaar sterker geworden?

Uitgaven aan cultuur en maatschappij per provincie
RTV Drenthe plaatste woensdag een intrigerend bericht op zijn website onder de kop ‘Drenthe steekt veel geld in bevorderen regionale identiteit’.

Basis onder het artikel, vermoedelijk tot stand gekomen onder aanvoering van de NOS, is een staatje met provinciale uitgaven aan ‘cultuur en maatschappij’ per hoofd van de bevolking. Friesland scoort in het lijstje het best met 72 euro per inwoner. Drenthe doet het net iets minder met 65 euro.

Dat bedrag is volgens cultuurgedeputeerde Nelleke Vedelaar zo hoog omdat ‘Rijksfondsen veelal naar grote culturele instellingen gaan’. Ze suggereert dat haar provincie zoveel geld móet uitgeven omdat het Rijk het niet doet. Zoals wellicht bekend rolt een belangrijk deel van het cultuurgeld, dat voor podiumkunstgezelschappen, kringetjes in de Randstad. 

De uitgaven ter versterking van de regionale identiteit zijn dus uit noodzaak geboren, concludeert RTV Drenthe nogal stevig. De omroep gaat zelfs een stap verder door te stellen dat die ‘gedwongen investering’ zich uitbetaalt in een sterkere verbondenheid binnen de provincie.

Als bewijs wordt onderzoeker Femke de Haan van Trendbureau Drenthe geciteerd: “Vier op de vijf Drenten zegt trots te zijn op de provincie en beschouwt het als thuis. Er heerst een sterke regionale identiteit in Drenthe.”

Wat met ‘sterke regionale identiteit’ wordt bedoeld, wordt in het bericht niet helder. Afgaand op wat De Haan vertelt, heeft het te maken met ‘de natuur, de rust, de ruimte en het bos’ en ‘de saamhorigheid en verbondenheid tussen de inwoners’.

Wat natuur, rust, ruimte en bos is, weet iedere Nederlander. Ik durf te stellen dat inwoners van Gelderland en dan met name de Veluwe dat minstens zo goed weten als inwoners van Drenthe. Het zijn zaken die iets zeggen over het landschap. Maar wat het over identiteit zegt? Ik zou het graag vernemen.

Dan de saamhorigheid en verbondenheid tussen de inwoners. Hoe meet je zoiets? Hoe bevorder je zoiets? Door het Drents Museum in staat te stellen tentoonstellingen te organiseren met archeologische vondsten uit Italië en kunst uit Mexico? Hoe kwantificeer je naoberschap, een wereldwijd verschijnsel waar ze zich in Overijssel en vooral Twente op voor laten staan?

Wellicht goed om te weten dat natuur, rust, ruimte en bos niet in de cultuurportefeuille van gedeputeerde Vedelaar (PvdA) zitten, maar in de portefeuille van haar collega Henk Jumelet (CDA). Wellicht ook goed om te weten dat naoberschap het werk is of zou moeten zijn van haar collega Hans Kuipers (GroenLinks).

Dat de provincie Drenthe provinciaal geld in cultuur stopt, is heel goed. Volgens Cees Bijl, voorganger van Vedelaar en verantwoordelijk voor het beleid dat zij uitvoert, was dat geld niet speciaal bedoeld voor bevorderen van de regionale identiteit, maar voor 'Jeugd, Jannes en Spreiding'.

Wie wil weten waar de provincie Drenthe het cultuurgeld in stopt, verwijs ik graag naar bladzijde 62 en verder in de cultuurnota Cultuur om te delen. Daar is te lezen dat jaarlijks 2,5 miljoen euro naar cultuurparticipatie gaat, 6,6 miljoen naar musea, 1,7 miljoen naar kunsten, 3,5 miljoen naar erfgoed en 3,5 miljoen naar bibliotheken. Naar streektaal gaat een half miljoen euro per jaar.

Deze zaken leveren onmiskenbaar een bijdrage aan leven en welzijn van inwoners in Drenthe. Maar in hoeverre het de regionale identiteit bevordert en zelfs sterker maakt dan die in, zeg, Noord-Holland blijft de vraag.


Boekenweekgedicht in het Drents van Egbert Hovenkamp II: 'Aans bin'k met je'

Tsead Bruinja is dit jaar de schrijver van het Boekenweekgedicht. Zijn gedicht Anders ben ik met jou, verschijnt, uiteraard, ook in het Fries. En na een voorstel van Guillaume Pool komen er versies in andere talen die in Nederland worden gesproken. Zoals het Drents van Egbert Hovenkamp II.

Anders ben ik met jou sluit aan bij het Boekenweekthema ‘Ik ben alles’. Het gedicht van Bruinja wordt vanaf de start van de Boekenweek verspreid via 100.000 Boomerang-kaarten en is gedrukt op een linnen tassen die boekhandels en bibliotheken cadeau gegeven.

De Boekenweek begint 11 maart. Het Boekenweekgeschenk wordt dit jaar geschreven door Lize Spit. Lezers krijgen het cadeau bij besteding van 15 euro of meer aan Nederlandstalige boeken. Het Boekenweekessay is geschreven door Raoul de Jong en is te koop voor 5 euro.


Leest ‘Heks! Heks! Heks!’ van Jente Posthuma

Heks Heks Heks
Ik lees ter voorbereiding op een interview voor de cultuurpodcast Hooggeëerd publiek het boek Heks! Heks! Heks! van Jente Posthuma en vraag mij al lezend af waarom.

Het heeft, hoop ik, te maken met de feminist in mij. Hoe vaak ik niet al geschreven heb over de positie van de vrouw in de kunst, vooral in de beeldende kunst. Hoe vaak ik niet heb gedacht dat het beter zou zijn als een vrouwelijk collega dat zou doen. Om mij heen kijkend wilde ik die vrouwelijke collega’s liever niet zien. Zou ik bang zijn dat ze mijn werk willen afpakken?

Het heeft ook te maken met mijn bezoek aan een Heksen-project in kunstruimte Artphy in Wessinghuizen, vorig jaar. Wat mij aan dat project beviel was onder meer het voornemen om vrouwen die ooit in Oost-Groningen zijn vermoord omdat zij van hekserij werden verdacht, eerherstel te verlenen. Ik kijk ernaar uit. Hoe meer ruchtbaarheid aan deze zaak, hoe groter de kans op eerherstel.

Heks! Heks! Heks! van Posthuma telt vier teksten. De eerste drie zijn hervertellingen van sagen uit het boek Overijselsche Sagen van Josef Cohen uit 1914. De vierde tekst is een essay van Posthuma zelf en begint zeer veelbelovend door Elma Drayer een trut te noemen.

Het wordt nog spannende als Posthuma de uitspraak van Immanuel Kant citeert dat we ons verstand niet naar de werkelijkheid richten, maar dat de werkelijkheid zich richt naar ons verstand. Wat ze daarmee wil vertellen, denk ik, is dat ons beeld van heksen wordt bepaald door vreesdenken.

 ‘We brengen een structuur aan in de werkelijkheid die er niet als zodanig al in zit’, schrijft Posthuma die vervolgens Abel van Gijlswijk van Hang Youth in haar essay ten tonele voert. Voor Van Gijlswijk is alles gelul en chaos echt. Ik citeer Posthuma:

‘We bedenken verhaaltjes om orde in de chaos te scheppen. Als je dat beseft kun je je eigen gelul verzinnen. Hij richt zich vooral op het kapitalisme, een onbewuste ideologie. ‘Het is moeilijker om het einde van het kapitalisme voor te stellen dan het einde van de wereld.’

Maar om te snappen dat alles gelul is moeten we eerst terug naar het oergelul, vindt Van Gijlswijk. Dus brengt hij een bezoek aan de Embassy of the Free Mind, een museum in Amsterdam waar al het oergelul ligt opgeslagen, eeuwenoude boeken die proberen de waarheid te vatten.

Vind je het spannend, wordt hem gevraagd voor hij er naar binnen gaat. Een beetje wel. Hij is bang dat hij straks niet goed kan uitleggen dat hij het over ‘dezelfde shit’ heeft als de schrijvers van de werken in het museum.

Binnen belandt hij al snel bij de boeken over magie. Ik heb het idee dat magie de wereld gaat redden, zegt hij tegen museumdirecteur Jozef Ritman. Hij wil weten of magie ‘echt’ is. Hij wil mensen die ‘echtheid’ laten voelen. Dat gaat zeker wel lukken, zegt Ritman, want je bent een inspirerende persoon. Je straalt uit wat voor jou belangrijk is, in welke vorm dan ook. Dat is al magie.

Maar Van Gijlswijk zoekt een spreuk of woord om de betovering van het kapitalisme te verbreken. Onze zelfbedachte ideeën – geld, winstmaximalisatie – zijn een eigen leven gaan leiden, zegt hij. Die kunnen we weer kapotmaken met onze eigen geest.

Ja, met nieuwe ideeën, zegt Ritman. Je moet gewoon blijven vernieuwen.

Maar mensen zijn hier al duizenden jaren mee bezig, het is allemaal al gezegd. Alleen niet door jou. Dat is de magie.’

Nu weer verder lezen.


Enige bedenkingen bij nog een keer China Lights Festival in Emmen

China Lights
Ik had mij na dit stuk voorgenomen mij niet meer druk te maken over het zieltogende Rensenpark in het hart van Emmen. Maar een provocatief bericht in het Dagblad van het Noorden maakt dat ik met dat voornemen moet breken.

Het bericht samengevat: organisatoren Henk Hiddingh en Jannet Westebring willen opnieuw een China Lights Festival in het voormalige dierenpark in Emmen. Dat zou dan de vierde keer worden.

De vraag is waarom.

Verslaggever Marieke Kwak, die in de krant feiten en meningen keurig gescheiden houdt, tekent uit de mond van Hiddingh drie argumenten op voor een herhaling, voor zover je het argumenten kunt noemen. Een: de organisatie heeft ‘genoeg opgebouwd, zowel ervaring als geld’. Twee: gezinnen met jonge kinderen vragen om herhaling. Drie: de dorst naar chocolademelk.

Dit onverlet het tegenvallende aantal bezoekers, onverlet opmerkingen dat een keer in de vijf jaar ook wel mooi zou zijn en onverlet de kwaliteit van de geboden lichtkunst.

Dat het China Lights Festival een bijdrage levert aan het cultuurarme winterseizoen in Emmen, daar wil ik niets op afdoen. Dat het park dankzij de inspanningen van Hiddingh, Westebring en tientallen vrijwilligers er ‘s avonds volgens sommigen sprookjesachtig uitziet, ieder zijn smaak, is niet per definitie slecht.

Maar de nadelen voor niet-bezoekers van het festival zijn te hoog. Overdag ogen de lichtkunstobjecten in de publieke ruimte namelijk alsof ze van de vrachtwagen zijn gevallen bij de Action, zo armetierig dat het Rensenpark er droeviger wordt dan het al is. Tegenover vier uur semi-toverachtige sfeer in de avond, staan acht uur lelijkheid die de toch al zo kwalijke consumptiecultuur nog kwalijker maken. En dat dan drie maanden achtereen.

Er is niets tegen lichtkunst. Sterker, de laatste jaren worden steeds meer lichtkunstfestivals georganiseerd waar mensen op afkomen die een esthetisch genoegen beleven aan het begrijpelijke verlangen naar licht in de duisternis: in Eindhoven, in Schiedam, in Leeuwarden, in Amsterdam, in Arcen.

Die evenementen duren meestal slechts een aantal dagen, dat is helemaal waar. Het voordeel daarvan is dat de visuele overlast beperkt blijft, terwijl in Emmen de dagelijkse overlast in een openbaar toegankelijk park vele malen groter is dan het beoogde avondeffect.

En dan dat China. Het is een schitterend land, vermoedelijk ook bij nacht, ik ben er een keer geweest, zonder tegenzin, maar waarom nu juist de Chinese clichécultuur gedurende de winter in Zuidoost-Drenthe gepromoot moet worden, is en blijft een raadsel. In een beetje dictatuur zou het verboden worden.


Reuring in de Drentse letteren, reuring om Roet. Over lafheid en het recht op samenscholing

Roet Winter 2023
Drenthe heeft het imago van een rustige, bedeesde en bedaagde provincie waar zelden iets gebeurt en mensen wonen met een bescheiden, zwijgzaam en in zichzelf gekeerd karakter. Maar zoals wel vaker is het imago slechts buitenkant, slordig geboetseerd door lieden die veel op een hoop gooien en daarna gehaast met de oogkleppen scheef op de kop verder het bos in trekken.

Ik schrijf dit na lezing van het voorwoord in het winternummer van het Drents Letterkundig Tiedschrift Roet, waarin de oprichter van het blad ervan wordt beticht Drèentstaolige literatoren te mobiliseren in actie te komen om datzelfde Roet te redden. Waarvan? Van de ondergang. Of op zijn minst om de inhoud van het blad weer in het gareel te krijgen.

Het geval wil dat de oprichter, Martin Koster, grote moeite heeft met een project waarbij de zittende redactie – Lukas Koops, Ton Peters, Jan Harbers en Sacha Landkroon – ruim baan geeft aan bijdragen die in andere Nedersaksische varianten zijn geschreven dan het Drèents, zoals het Achterhoeks en het Overijssels.

Volgens Koster levert het onleesbare kopij op en dat doet de Drentse letterkundige zaak volgens hem meer slecht dan goed. In Roet staan overigens ook regelmatig Nederlandstalige teksten, al jaren. De oprichter heeft daar vermoedelijk minder moeite mee, maar nu is blijkbaar zijn maat vol.  

In het voorwoord, Veur de leesder, ik vermoed dat Lukas Koops de schrijver is, maar aan ondertekening doen ze bij Roet helaas niet, wordt gesteld dat Koster met zijn actie de redactie passeert:

‘Wat wij nog gekker vindt is dat schrievers die t niet iens bint met de plannen van de redactie van Roet hier en daor wat mostert, maor niet achter de laptop kruupt um oes in niet mis te verstaone teksten in het tiedschrift zölf te laoten weten hoe as zie der over dèenkt. Het is de beproefde Drèents-iegen methode: tijdens de vergaodering in het dorpshoes niks zeggen, maor bij de naozit an de bar met een glas bier in de haand over alles wat bespreuken is een miening te hebben ofwiekend van de besluuten die nummen bint.’

Heerlijk vind ik het, om meerdere redenen.

Wat mij bevalt is dat de redactie hier geen namen noemt van schrievers aan de bar en daarmee precies dat doet wat wordt afgekeurd. Wat mij bevalt is dat de redactie zich uitspreekt tegen het recht op vergadering en voor een samenscholingsverbod. Wat mij ook bevalt is de misplaatste lef van de redactie om naamloze Dreentse schrievers neer te zetten als types die te lui zijn hun mening op papier te zetten.

Het maakt zeer nieuwsgierig naar het lentenummer. Dat zeker een (1) euro duurder zal zijn dan het winternummer, maar mogelijk dunner uitpakt. Het mag een geluk heten dat er een bult kopij in het Stellingwerfs op de plank ligt. Koopt dat blad nu het nog kan.